Stonetown - Reisverslag uit Moshi, Tanzania van Alie Wouda vd Tuin - WaarBenJij.nu Stonetown - Reisverslag uit Moshi, Tanzania van Alie Wouda vd Tuin - WaarBenJij.nu

Stonetown

Door: alievandertuin

Blijf op de hoogte en volg Alie

08 Juni 2011 | Tanzania, Moshi

Om 11 uur zijn we met de taxi naar stonetown gegaan, waar een gids op ons wachtte We hebben de markt gezien waar ze vele verschillende soorten vissen, vlees, groenten, specerijen en nog veel meer verkochten. De geschiedenis in Zanzibar (voor de liefhebbers anders sla je dit stuk maar over):
De Eerste mensen op Zanzibar
Het is niet zeker waar de eerste bewoners op Zanzibar vandaan kwamen, maar waarschijnlijk waren het vissers die gedurende het eerste millennium voor Christus vanaf het vasteland van Afrika naar de Zanzibar-archipel overstaken. In die tijd werd Zanzibar ook al bezocht door andere culturen, zoals de Mesopotamiërs, de Egyptenaren en de Phoeniciërs.
In de 1e eeuw n.Chr. zeilden Griekse, Romeinse, Arabische en Perzische schepen langs de kust van Oost-Afrika, op zoek naar waardevolle zaken als ivoor en ebbenhout. Rond het jaar 60 beschreef een Griekse handelaar een eiland genoemd ‘Menouthesias’, waarschijnlijk het huidige hoofdeiland van Zanzibar, Unguja of Zanzibar Island.
Gedurende de 3e en 4e eeuw verschenen er andere groepen op het toneel. Dit waren Bantoe-volken die vanuit het huidige Kameroen zich over het gehele Afrikaanse continent verspreidden. Ze stichtten nederzettingen op de Oost-Afrikaanse kust, die later uitgroeiden tot handelssteden als Kilwa, Lamu en Mombasa op het vasteland werden en Unguja Ukuu op Unguja.
De Arabische handelaren noemden de Oost-Afrikaanse kust ‘Zinj el Barr’, wat ‘land van de zwarte mensen’ betekent. De naam Zanzibar zou hier van afgeleid zijn. Een andere theorie is dat Zanzibar is afgeleid van het eveneens Arabische ‘Zayn za’l barr’, wat ‘het mooie land’ betekent. Tot laat in de 15e eeuw werd met Zanzibar de gehele Oost-Afrikaanse kust bedoeld, inclusief de grote eilanden van de huidige Zanzibar-archipel, Unguja en Pemba.
In de 7e eeuw kwam de islam tot volle bloei op het Arabische schiereiland. Door onrust en oorlogen vluchtte een kleine groep moslims, onder andere vanuit het Perzische Shiraz, naar de Oost-Afrikaanse kust, stichtten daar nederzettingen en introduceerden de islam in het gebied.
Opkomst van de Swahili
Gedurende de tweede helft van het eerste millennium ontwikkelden de Bantoes een taal en een cultuur, die bekend werden onder de naam Swahili (Arabisch: sahil = kust). De taal die ze spraken, het Kiswahili, was doorspekt met Arabische woorden. Ze trouwden met de Arabische en Perzische kolonisten en namen hun tradities en gewoonten gedeeltelijk over, inclusief de islam. In het zuiden van Unguja staat nog steeds een Perzische moskee, gebouwd in 1107 en daarmee het oudste islamitische gebouw op de Oost-Afrikaanse kust. Vanaf eind 12e eeuw arriveerden immigranten uit Oman op Pemba.
Vanaf de 7e eeuw handelden de Swahili op uitgebreide schaal met Arabieren en Perzen, maar zeilden ook zelf in hun dhows naar de Perzische Golf met aan boord onder meer goud, ivoor en luipaardhuiden. Nog later werd er ook handel gedreven met India, China en Indonesië. Hierdoor werd Zanzibar in die tijd een steeds machtiger en belangrijker commercieel centrum. Men sloeg zelfs eigen munten en de koningen en koninginnen van Unguja en Pemba leefden in hun stenen huizen in grote weelde. Begin 15e eeuw werden ook de eerste slaven naar het Oosten verscheept.
Halverwege de 15e eeuw vormden de eilanden van Zanzibar, samen met steden als Mombasa, Malindi, Lamu en Kilwaop het vasteland, een keten van economisch zeer succesvolle islamitische Swahili-stadstaten, elk met hun eigen sultan. Aan het eind van de 15e eeuw kwam hieraan echter een abrupt einde toen de Portugezen arriveerden op de kust van Oost-Afrika, in feite op zoek naar de oostelijke handelsroutes. De belangrijkste reden hiervoor was dat goederen uit deze regio’s, inclusief de zeer gewilde specerijen, die tot dan toe door vijandige moslimlanden tegen hoge prijzen over land aan de Portugezen geleverd werden.
Portugese periode
De ontdekkingsreizigers Pedro da Covilhan en Vasco da Gama waren de eersten die langs de archipel zeilden, respectievelijk rond 1489 en in 1497. In 1499 ging Da Gama een dag voor anker vlak voor de kust van Unguja. Meer Portugezen volgden al snel en de eilanden van Zanzibar werden gebruikt om provisie in te slaan en om schepen te repareren. Niet lang daarna werden de eerste garnizoenen gelegerd in de havens van Unguja, Pemba en Mombasa.
In 1503 werd Unguja met geweld door de Portugezen onder leiding van Rui Lorenco Ravasco bezet. De koning van Zanzibar, de ‘Mwinyi Mkuu’, werd gedwongen samen te werken met de Portugezen en moest zelfs jaarlijks een bepaald bedrag aan de Portugese kroon betalen.
In 1505 werd Mombasa door de Portugezen gecontroleerd, in 1506 Pemba, en tussen 1507 en 1511 werden gebieden in de Arabische Golf bezet, inclusief Muscat en het eiland Hormuz.
Vanaf 1510 kwamen de bewoners van Zanzibar in opstand tegen de bezetters. Na brandstichtingen door Duarte de Lemos op Unguja, en plunderingen in Pujini op Pemba, waren beide eilanden weer onder controle van de Portugezen. In 1525 was de gehele Oost-Afrikaanse kust in handen van de Portugezen en een vitaal onderdeel van hun handelsrijk. Rond 1560 bouwden de Portugezen een kerk en een kleine nederzetting op een westelijk schiereiland. Dit zou later uitgroeien tot de latere hoofdstad Zanzibar City. Maar hoewel Unguja bezet was en de bewoners alleen onder supervisie van de Portugezen mochten handelen, bleven de eilanders trouw aan hun eigen koning.
In november 1591 legde het eerste Engelse schip, de ‘Edward Bonaventura’ met Sir James Lancaster, aan op Zanzibar; ook de Engelsen hadden hevige interesse in dit gebied. Niet lang daarna hielde steeds meer Engelse schepen aan halt aan de kust van Zanzibar en het Oost-Afrikaanse vasteland. De Portugezen voelden zich langzaamaan bedreigd en versterkten hun positie aan de diverse kusten. In 1594 bouwden ze een fort nabij Chake Chake op Pemba, en in 1595 werd Fort Jezus in Mombasa voltooid.
Ondanks deze fortificaties begon de positie van de Portugezen te verzwakken. In 1622 werd Hormuz door de Perzen terug veroverd, en in 1650 Muscat door de Omanis. Gesterkt door deze overwinning zeilde de Omaanse sultan naar Zanzibar om de toenmalige koningin Mwana Mwema te helpen. De Omanis vielen de Portugese nederzetting op Unguja aan en ook die op Pemba. In 1668 was praktisch de hele oostkust van het vasteland al onder controle van Oman. In 1679 werd de koningin van Pemba, die het eiland aan de Portugezen geschonken had, christen en vertrok naar Goa, India. In 1682 drongen de Portugezen erbij haar op aan om terug te keren. Zodoende zouden de Portugezen een bevriend heerser hebben zitten op Pemba, maar haar eigen mensen gooiden haar van het eiland af. De laatste Portugezen verlieten in 1695 Pemba.
Ondertussen was koningin Mwana Mwema van Unguja opgevolgd door haar zoon Yusuf. Na diens dood werd het eiland verdeeld over zijn twee kinderen; zoon Bakari regeerde over het zuiden, dochter Fatuma, die met de Portugezen samenwerkte, over het noorden. Toen de Omanis Fort Jezus in Mombasa belegerden, stuurde Fatuma drie dhows met versterking om de Portugezen te helpen. De schepen werden echter vernietigd, waarna de Omanis Zanzibar aanvielen en Fatuma vluchtte naar het centrale deel van het eiland. In december 1698 veroverden de Omanis Mombasa en installeerden een Omani gouverneur. Opnieuw werd Zanzibar aangevallen en de laatste Portugezen werden verdreven en Fatuma werd naar Oman gebracht. Haar zoon Hassan nam titel van Mwinyi Mkuu over, maar hij bleef loyaal aan Oman.
Op dat moment waren de Portugezen volledig verjaagd van de Oost-Afrikaanse kust en de Omanis regeerden met strakke hand vanuit Muscat over de gehele regio, tot aan Mozambique toe.
Oman regeert over Zanzibar
Begin 18e eeuw was Oman uitgegroeid tot een belangrijk handelsland, vooral wat betreft dadels. Om de dadelplantages te kunnen exploiteren waren er veel slaven nodig. Het was vanwege de islam verboden om daarvoor moslims te gebruiken, dus werden in grote aantallen zwarten uit Afrika aangevoerd. Vaak gebeurde dit via Zanzibar.
In 1744 werd de regerende Yaa’rubi dynastie na een lange burgeroorlog opgevolgd door de Busaidi dynastie onder leiding van Ahmed bin Said al Busaidi. Ahmed werd sultan van Oman en de Oost-Afrikaanse kust. In Afrika werd hij vertegenwoordigd door gouverneurs die loyaal aan hem waren maar toch voor een groot deel autonoom beslissingen konden nemen. Unguja, Pemba, Lamu en Kilwa werden geregeerd door de Busaidi-familie, maar Mombasa werd geregeerd door een de rivaliserende Mazrui-familie. In 1746 verklaarden de Mazrui zich onafhankelijk van Oman en versloegen de Mazrui-soldaten op Pemba. In 1753 probeerden ze ook Unguja te veroveren maar de zittende gouverneur wist de aanval af te slaan. De heerser daar was op dat moment de kleinzoon van koning Hassan, Hassan II. Zanzibar was nu een belangrijk commercieel centrum en lag bovendien zeer strategisch. Ook de slavenhandel floreerde als nooit tevoren, met name naar Mauritius en Réunion.
In 1792 kwam in Oman een nieuwe sultan aan de macht, Sultan bin Ahmed. Hij zocht een sterke bondgenoot tegen de Mazrui in Mombasa en tevens om de Perzen uit Oman te houden. Groot-Brittannië was ondertussen een zeer sterke maritiem natie geworden en hun rijk breidde zich steeds meer uit. De Britten op hun beurt waren eind 18e eeuw in oorlog met het Frankrijk van Napoleon Bonaparte. De Fransen wilden via Muscat en Perzië India binnenvallen, dus het aanbod van Oman kwam ze zeer goed uit. In 1798 sloten beide landen een verbond en wisten zodoende de Fransen buiten te houden. De Britten hadden bovendien nog een ander motief: al in 1772 was de slavernij afgeschaft in het Britse rijk en dit was een manier om de sultan van Oman te bewegen hetzelfde te doen.
De handelspositie van Zanzibar was ondertussen nog sterker geworden door de exclusieve export van ivoor vanuit Mozambique via Zanzibar. In 1804 sneuvelde Sultan bin Ahmed en werd opgevolgd door zijn jonge zonen Salim en Said onder regentschap van Bedr. In 1806 werd deze Bedr gedood door Said, die daarop sultan van Oman en de Oost-Afrikaanse kust werd. Ook hij onderhield goede relaties met de Britten, maar kreeg wel te maken met een tegenvallende economische ontwikkeling door oorlogen en droogte. Ook het veel te grote aantal slaven op Zanzibar werd een probleem, dat echter opgelost werd door de introductie van kruidnagelbomen door de arabier Saleh bin Haramil al Abray vanuit het eiland Bourbon (nu Réunion). De productie van kruidnagelen werd zo’n succes dat er nog meer slaven nodig waren. Probleem werd wel dat in bijna de hele westerse wereld de slavenhandel afgeschaft en verboden werd, en Said werd dan ook onder grote druk gezet door de Britten om een einde te maken aan de slavenhandel. In 1822 werd er een verdrag gesloten dat waarmee een groot deel van de slavenhandel werd verboden, behalve die tussen Zanzibar en Oman.
Ondertussen speelde nog steeds de strijd tussen Oman en de Mazrui sultan van Mombasa. In 1823 riep de sultan van Mombasa de bescherming van de Britten in. De Britten zagen hun kans schoon en zeilden naar sultan Said. Ze vertelden hem dat ze de sultan van Mazrui zouden beschermen tegen Oman, behalve als Oman de slavenhandel zou afschaffen. Said weigerde dit en daarop verklaarden de Britten Mombasa tot een Brits protectoraat, op voorwaarde dat de sultan van Mombasa de slavenhandel wel zou afschaffen. De sultan stemde toe maar die overeenkomst duurde maar kort; de Bazrui hervatten de slavenhandel en in juli 1826 kwam er alweer een einde aan dit Brits Protectoraat.
Slavenhandel en slavernij
In 1827 legde sultan Said ook economische contacten met de Amerikanen en hij realiseerde zich dat dit niet alleen goed was voor Zanzibar, maar ook voor zijn eigen positie. Hij besloot de kruidnagelproductie dramatisch op te voeren en confisceerde daartoe zelfs alle plantages van Saleh bin Haramil al Abray, die de kruidnagelen op Zanzibar geïntroduceerd had. Hij deed dit ook omdat Saleh de leider was van een politieke fractie die uit was op meer macht; bovendien trok hij zich niets aan van het verbod op slavenhandel naar Mauritius en Réunion.
Ondertussen werd de druk van de Britten op Said om de slavernij af te schaffen steeds groter (1833: Emancipation Act met daarin het afschaffen van de slavernij in het gehele Britse Rijk). Om wat onder deze druk uit te komen sloot Said een overeenkomst met de Amerikanen en hoopte en passant op steun tegen de Mazrui van Mombasa. Ook Madagaskar werd om hulp gevraagd maar dit mislukte. Desondanks lukte het Said om in 1837 de Mazrui uit Mombasa te verjagen, waardoor de kust van Oost-Afrika eindelijk volledig in Omaanse handen was. In 1837 werd er ook een Amerikaanse consul benoemd en in 1839 voer het eerste Arabische schip naar New York.
In december 1840 verplaatste Said zijn hoofdstad van Muscat naar Zanzibar. De aanleiding hiervoor was de economische voorspoed op Zanzibar, dit in tegenstelling tot Oman, dat steeds armer werd.
Zanzibar werd nu direct geregeerd door Said, wat ook grote gevolgen had voor Zanzibar Town, dat snel uitgroeide tot een echte hoofdstad. In 1841 installeerde de eerste Britse consul zich in de stad, in 1844 werd het Franse consulaat geopend. De slavenhandel ging intussen nog steeds onverminderd door; gemiddeld werden er vanaf het vasteland per jaar ca. 13.000 slaven naar Zanzibar verscheept.
In oktober 1845 werden de touwtjes door de Britten nog strakker aangetrokken, wat inhield dat er alleen nog slaven ingevoerd konden worden, maar bijvoorbeeld niet meer naar Oman konden worden doorgevoerd. Dat betekende niet dat er minder slaven werden ingevoerd, integendeel: in de jaren vijftig van de 19e eeuw werden er elk jaar 14.000-15.000 slaven per jaar naar Zanzibar verscheept. Slavenroutes drongen diep door in het Afrikaanse vasteland en zorgden ervoor dat Said een steeds groter deel van Afrika onder controle kreeg, maximaal ongeveer 2,5 miljoen km2 (ca. 10% van het hele Afrikaanse continent. Het rijk omvatte het huidige Tanzania en grote delen van Zambia, Zaïre, Uganda en Kenia. In die tijd vertrokken er vanaf Zanzibar ontdekkingsreizen naar het hart van Afrika. Beroemd werden Richard Francis Burton en John Hanning Speke, die op zoek gingen naar de oorsprong van de Witte Nijl.
Oman en Zanzibar gesplitst
Said maakte steeds vaker uitstapjes naar Muscat, en stelde zijn zoon Khaled, en later zijn zoon Majid, aan als gouverneur van Zanzibar. Op 19 oktober 1856 stierf Said en zijn zoon Barghash probeerde Majid, de beoogde opvolger, van de troon te stoten. Dit mislukte echter volkomen en op 28 oktober 1856 werd Majid uitgeroepen tot sultan van Zanzibar, onder vergeefs protest van de oudste zoon van Said, Thuwaini. Afgesproken werd wel dat Majid jaarlijks een soort afkoopsom zou betalen aan Thuwaini. Deze afspraak werd echter al snel niet meer nagekomen door Majid.
In februari 1859 zeilde Thuwaini richting Zanzibar met de bedoeling om Majid af te zetten. Hij werd echter onderschept door de Britten, die geen burgeroorlog in die regio konden gebruiken. Thuwaini werd aangeraden zijn claim op de troon in te dienen bij de gouverneur-generaal van India, Lord Canning. Majid werd ondertussen bedreigd door een andere broer, Barghash. Ook deze coup mislukte echter grandioos.
In april 1861 verklaarde Lord Canning Oman en Zanzibar tot twee afzonderlijke staten. In maart 1862 tekenden de Britten en de Fransen een Anglo-Franse verklaring waarin Majid werd erkend als sultan van Zanzibar en de gebieden waarover hij regeerde een soevereine staat was. Van de originele heersers, de Mwinyi Mkuu, was intussen niet veel mee gehoord. Een zekere Mohammed stierf in maart 1873, had geen opvolgers, en daarmee kwam er een eind aan de tijd van de Mwinyi Mkuu. In 1866 werd Thawaini vermoord door zijn zoon Salim. Majid weigerde opnieuw om zijn betalingen te doen en als gevolg daarvan kwam Oman in een geïsoleerde situatie terecht die meer dan honderd jaar zou duren.
Door de groei van de bevolking en de welvaart werd het milieu op Zanzibar ernstig aangetast. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de 19e eeuw bol stond van de besmettelijke ziektes zoals cholera (1821, 1836, 1858, 1869/70), pokken (1858) en uitbraken van dysenterie en malaria. Tienduizenden stierven als het gevolg van deze ziektes. De slavenbevolking bereikte een maximum in een tijd dat er sprake was van overproductie en dalende kruidnagelprijzen.
Na de dood van sultan Majid werd hij opgevolgd door zijn broer Barghash, die op 7 oktober 1870 tot sultan werd uitgeroepen. In 1873 werd de druk op Zanzibar om de slavernij en de slavenhandel af te schaffen weer groter. Sultan Barghash gaf echter geen krimp, waarna de Britse marine een blokkade opwierp voor elke slavenhaven op het vasteland. Hierdoor verminderde het aantal binnengekomen slaven op Zanzibar van 4000 naar 21 in dezelfde periode. In juni 1873 dreigde de Britse consul John Kirk dat Zanzibar Island een totale blokkade te wachten stond. Hierop bond Barghash in en ondertekende de Anglo-Zanzibar Overeenkomst. Deze hield in dat er in het gehele gebied dat Barghash onder controle had, geen slaven meer verhandeld mochten worden, de slavenmarkten gesloten moesten worden en alle bevrijde slaven bescherming genoten. Dat de lucratieve slavenhandel nu illegaal verder ging, was te verwachten.
Zanzibar Duits protectoraat
In 1884 kwamen de Duitsers op het koloniale toneel in Oost-Afrika. Onder leiding van Karl Peters (stichter van de Deutsch-Ostafrika-Gesellschaft) werden er verdragen afgesloten met lokale Afrikaanse chiefs in ruil voor grote stukken land. In no-time had hij meer dan 6000 km2 land voor Duitsland geannexeerd. De Britten zagen het met lede ogen aan, maar hadden het te druk om hun belangen te verdedigen in andere gebieden op de wereld. In 1885 werden de door Karl Peters geannexeerde gebieden in Oost-Afrika officieel als Duits protectoraat beschouwd. Barghash hoopte nog op de hulp van de Britten, maar die lieten het afweten. In augustus van dat jaar arriveerde een Duitse vloot in de haven van Zanzibar City en het duurde niet lang of Barghash erkende dat Zanzibar voortaan een Duits protectoraat zou zijn.
Enkele maanden later arrangeerde de Britse regering een top met Frankrijk en Duitsland om de grenzen op het vasteland van Oost-Afrika definitief vast te leggen (1886: Anglo-Duits Verdrag). Het resultaat was dat Barghash’ land werd ingeperkt Zanzibar, Pemba, Mafia, Lamu en een zestien kilometer brede, 1200 kilometer lange kuststrook op het vasteland van Oost-Afrika. De rest van Oost-Afrika werd verdeeld tussen de Britten en de Duitsers. Barghash had geen keus en ondertekende het verdrag in december 1886, evenals de Fransen. Op 27 maart 1888 stierf Barghash en slechts twee dagen later werd zijn broer Khalifa bin Said uitgeroepen tot sultan.
Zanzibar Brits protectoraat
In april 1888 werd de naam British East African Association (BEAA) veranderd in Imperial British East Africa Association (IBEAA) met als hoofdstad Mombasa, dat de plaats van Zanzibar als commercieel centrum van Afrika aan het overnemen was. Zonder de inkomsten van de slavenhandel was het met de voorspoed op Zanzibar snel gedaan. Op 13 september 1889 tekende Khalifa een overeenkomst en stemde in met de totale afschaffing van de slavernij in zijn territorium. Niet veel later stierf Khalifa, slechts 36 jaar oud, en werd opgevolgd door zijn broer, Ali bin Said.
Op 1 juli 1890 werd een tweede verdrag gesloten tussen de Britten en de Duitsers, het Verdrag van Zanzibar. Duitsland stemde ermee in dat het sultanaat Zanzibar een Brits protectoraat zou worden in ruil voor Britse concessies op het vasteland. Bovendien kreeg Duitsland het strategisch gelegen Helgoland, een klein eiland ten noorden van Duitsland. In 1891 werd er een constitutionele regering geïnstalleerd op Zanzibar, met generaal Lloyd Matthews als eerste minister. De Britten controleerden vanaf toen Zanzibar, en toen sultan Ali stierf in maart 1893, zonder een testament na te laten, werd Hamad, zoon van Thuwaini, door de Britten op de troon gezet.
Hamad stierf in augustus 1896 en werd opgevolgd door zijn neef Hamoud. Deze ondertekende een overeenkomst met de Britten waarin de legale status van de slavernij eindelijk officieel afgeschaft werd.
Na de dood van Hamoud in juli 1902 volgden de sultans elkaar snel op: Ali volgde Hamoud, maar stierf in al in 1911 en werd weer opgevolgd door Khalifa bin Harub, een neef van Ali.
Zanzibar in de 20e eeuw
Het lukte Khalifa om Zanzibar met kunde en diplomatie door de turbulente eerste decennia van de 20e eeuw te loodsen.
Meteen na het aantreden van Khalifa werd de verantwoordelijk in Groot-Brittannië voor Zanzibar overgedragen van Buitenlandse Zaken naar Koloniale Zaken en de post van Brits consul werd omgezet naar Brits resident onder verantwoordelijkheid van de gouverneur van de British East Africa Protectorate. Tegelijkertijd werd er een Protectoraatsraad ingesteld, een adviesraad met de sultan als president en de Britse resident als vice-president.
Zanzibar had bijna niet te lijden onder de Eerste Wereldoorlog, er was eigenlijk slechts één incident. Het Britse schip Pegasus werd in de haven van Zanzibar gebombardeerd en tot zinken gebracht door het Duitse schip de Königsberg. Na de oorlog werd het Duitse Oost-Afrikaanse gebied bestuurd door de Britten onder mandaat van de Volkenbond (later de Verenigde Naties) en werd vanaf toen Tanganyika genoemd.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was Zanzibar op geen enkele manier betrokken bij oorlogshandelingen.
Op weg naar onafhankelijkheid
Na de Tweede Wereldoorlog werden de autochtone bewoners van Zanzibar langzaamaan betrokken bij het bestuur van het eiland. Er werden verschillende lokale politieke partijen opgericht en de eerste verkiezingen werden gehouden in juli 1957. De Afro-Shirazi Union (later de Afro-Shirazi Party –ASP- en voornamelijk bestaande uit zwarten) versloeg de Zanzibar Nationalist Party –ZSP- (voornamelijk bestaande uit Arabieren).
In oktober 1960 overleed sultan Khalifa na een regeerperiode van 49 jaar en werd opgevolgd door zijn enige zoon Abdullah. In november van datzelfde jaar kreeg Zanzibar een nieuwe grondwet waarin de verkiezingen voor leden van de Wetgevende Raad opgenomen werd. Deze verkiezingen werden in januari en juni 1961 gehouden en gewonnen door de ZNP, gesteund door de Zanzibar en Pemba People’s Party.
De Britten zagen in dat intern zelfbestuur onvermijdelijk was en dit werd dan ook in juni 1963 toegestaan. In juli overleed sultan Abdulla en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Jamshid.
Op 10 december 1963 werd Zanzibar een onafhankelijk sultanaat en een volwaardig lid van de Britse Commonwealth. Op 16 december trad Zanzibar toe tot de Verenigde Naties. Maar het nieuwe sultanaat was geen lang leven beschoren: op 12 januari 1964 werd de regering van Zanzibar afgezet na een gewelddadige revolutie.
Revolutionair Zanzibar
De leider van deze revolutie was een op Pemba levende Ugandees, John Okello. De Afrikaanse bevolking steunde Okello met groot enthousiasme, wat echter uitliep op een gigantische moordpartij: meer dan 17.000 Arabieren en Indiërs werden in één nacht gedood. De leider van de Afro-Shirazi Party, sjeik Abied Amani Karume, werd geïnstalleerd als president van de nieuwe People’s Republic of Zanzibar (Unguja en Pemba).
Karume en andere prominente ASP-leden vormden de Revolutionary Government of Zanzibar (Serikali ya Mapinduzi ya Zanzibar, of SMZ). De meeste Aziatische en Indische mensen verlieten de eilanden; hun bezittingen werden geconfisceerd en hun landerijen genationaliseerd.
Ondertussen was Tanganyika onafhankelijk geworden in december 1961, met Julius Nyerere die een jaar later als president gekozen werd. Nyerere overlegde al snel met Karume over een politieke unie en op 24 april 1964 vormden de twee landen de United Republic of Tanganyika and Zanzibar. In oktober van dat jaar werd de naam gewijzigd in Tanzania (van ‘Tan’ in Tanganyika en ‘Zan’ in Zanzibar). Nyerere werd de nieuwe president en Karume vice-president. De SMZ bemoeide zich met alle lokale problemen op de eilanden Unguka en Pemba, buitenlandse zaken werden gedaan vanuit Tanzania. Ondanks deze ‘Unie’, hield Zanzibar zich zeer afzijdig van de collega’s op het vasteland; zo werden alle inkomsten van de kruidnagelplantages niet gedeeld met het vasteland van Tanzania.
Omdat veel geschoolde Aziaten en Indiërs verdwenen of vermoord waren, haalde Karume technische en militaire knowhow uit Cuba, China, Oost-Duitsland, Bulgarije en de Sovjet-Unie. In 1970 werd Karume’s regering beschuldigd van het schenden van de mensenrechten en op 7 april 1972 werd Karume vermoord. Hij werd opgevolgd als nieuwe leider van de Revolutionaire Regering door Aboud Jumbe Mwinyi. Mwinyi was niet zo’n hardliner als Karume en stond ook wat vriendelijker tegenover Nyerere en het vasteland van Tanzania. Op 5 februari 1977 fuseerde de ASP met de partij van Nyerere, de Tanzania African National Union (TANU), en vormde de Chama Cha Mapinduzi (CCM - Partij van de Revolutie). Na deze fusie werden de relaties met het Westen wat beter, zo kwam koningin Elizabeth II in 1979 op bezoek naar Zanzibar.
Jaren tachtig en negentig
In 1980 werden er voor het eerst presidentsverkiezingen gehouden op Zanzibar. Aboud Jumbe Mwinyi werd de eerste president en in 1984 opgevolgd door Ali Hassan Mwinyi. Een jaar later werd hij zelfs president van Tanzania als opvolger van Nyerere. Idris Abdul Wakil werd de nieuwe president van Zanzibar.
Economisch werden de jaren tachtig een dieptepunt; de kruidnagelmarkt stortte volledig in en waar in de jaren zestig een ton kruidnagelen 10.000 dollar opbracht, was dat nu nog maar 1000 dollar. De regering liet nu meer privé-initiatief toe en in 1989 werd voor het eerst zeewier geproduceerd, een exportproduct dat de economie weer wat op de been zou kunnen helpen.
De presidentsverkiezingen van 1990 werden met overmacht gewonnen door Dr. Salmin Amour, die de private sector ook zeer stimuleerde. De sector die in de eerste helft van de jaren negentig het meeste groeide was het toerisme. In 1995 kwamen er nog maar 50.000 toeristen per jaar naar Zanzibar, eind jaren negentig was dat al opgelopen tot ca. 100.000 per jaar. Het toerisme vertegenwoordigd op dit moment ca. 15% van het bruto nationaal product. Nadelen, vooral op het gebied van het milieu, zijn er ook. Er wordt bijvoorbeeld zoveel water gebruikt door de toeristische sector, dat verschillende bronnen al zijn drooggevallen. Ook overbevissing dreigt door het toenemende aantal restaurants. De 21e eeuw wordt echter gekenmerkt doordat er steeds meer hotels bijkomen, niet alleen op Unguja, maar ook op Pemba.
Politiek veranderde er in de jaren negentig ook nogal wat. Vanaf 1992 hield Tanzania, en dus ook Zanzibar, op te bestaan als een eenpartijstaat. Voor het eerst in twintig jaar werd de CCM geconfronteerd met hevige concurrentie, vooral van het Civic United Front (CUF) van Seif Sherif Hamad van Pemba. De verkiezingen van 1995 waren dan ook een tweestrijd tussen CCM en CUF en tussen Salmin Amour en Seif Sherif Hamad. Amour bleek later gewonnen te hebben met 50,2% van de stemmen. Er waren stemmen, ook van internationale waarnemers, die spraken van onregelmatigheden tijdens de verkiezingen. De redelijk onafhankelijke Zanzibar Electoral Commission weigerde echter om een hertelling in te stellen.
21e eeuw
Vlak voor de verkiezingen van eind 2000 maakt Amour een kostbare inschattingsfout. Hij speculeerde op een derde, ongrondwettelijke, termijn als president en meteen schoten de peilingen omhoog in het voordeel van het CUF. De CCM reageerde onmiddellijk en schoof Amani Karume, de zoon van de vroegere president Arume, naar voren als presidentskandidaat.
De verkiezingen op het vasteland van Tanzania verliepen vrij rustig, in tegenstelling tot die op Zanzibar. Er waren vechtpartijen tussen CUF- en CCM aanhangers en CUF-demonstraties werden door de politie en het leger tegengehouden. De verkiezingen van 29 oktober werden door alle onrust verzet naar 5 november. Gefrustreerd door dit uitstel liepen enkele CUF-demonstraties volkomen uit de hand. Met name in Zanzibar Town gebruikte de politie traangas, rubber kogels en schoot zelfs met scherp.
Uit protest trok het CUF zich terug uit de verkiezingen en was het voor de CCM gemakkelijk om de verkiezingen te winnen.In totaal won de CCm 34 van de 50 zetels in het Zanzibar Huis van Afgevaardigden en Amani Karume won bijna 70% van de stemmen in de presidentsverkiezingen.
Om de aanhangers van het CUF te kalmeren werden enkele in 1998 vastgezette leiders vrijgelaten. Maar dit was ijdele hoop, want enkele dagen later ontploften er enkele bommen op het eiland. De politie beschuldigde het CUF, het CUF hield vol dat het een opzetje was van de regering om weer wat leiders van het CUF te arresteren. In januari 2001 volgden er weer protesten, maar nu greep de politie zeer hard in; tussen de 20 en 70 demonstranten en één politieman werden gedood. Andere demonstranten werden gevangen gezet en zouden gemarteld zijn.
In oktober werden er door president Mkapa van Tanzania gesprekken georganiseerd om de problemen uit te praten. Uiteindelijk tekende beide partijen een akkoord, stopte het geharrewar over de verkiezingsuitslag en trad er een periode van rust in.
Waarom een prinses uit Zanzibar trouwde met een Duitse koopman en hoe haar bibliotheek in Leiden terechtkwam
De Duitse koopman Rudolph Heinrich Ruete ontmoette in 1865 op het Afrikaanse eiland Zanzibar prinses Salme bint Said ibn Sultan. De prinses had problemen met haar familie en probeerde in contact te komen met de Europese gemeenschap op het eiland voor de kust van Tanzania. Haar ontmoeting met Ruete, die in Zanzibar werkte voor de firma Hansing & Co. uit Hamburg, gaf haar de mogelijkheid te ontsnappen: aan haar familie, aan haar godsdienst en zelfs aan haar land. Haar gedrag had natuurlijk consequenties die ze als 21- jarige dochter van de heerser over Oman en Zanzibar, sultan Said ibn Sultan Al Bu-Said, en één van zijn vrouwen, de Tsjerkessische Jilfidan, niet kon voorzien.1
Prinses Salme ontmoette Rudolph Ruete tijdens de hete zomer van 1865. Al snel werden ze samen gezien tijdens hun romantische wandelingen. Zo gauw één van Salme’s 26 broers, Majid, inmiddels sultan van Zanzibar, hoorde dat Salme zwanger was van de Duitse koop- man, ontwierp hij een plan om haar te vermoorden. Prinses Salme wist echter in augustus 1866 te ontsnappen naar de Arabische stad Aden met het Engelse schip de hms Highflyer. (Aden was toen onderdeel van het Britse rijk.) Haar vlucht leidde tot een politieke ruzie tus- sen de heersers van Zanzibar en de Britse regering.2
ongeluk in aden en hamburg
Op 30 mei 1867 werd prinses Salme gedoopt in Aden, toen kerkelijk gezien onderdeel van het aartsbisdom van Bombay. Ze nam een nieuwe naam aan, Emily, en trouwde Rudolph Ruete. Hun eerste zoon, Heinrich, was een paar weken eerder gestorven – nauwelijks vier maanden oud. De volgende dag vertrok het jonge echtpaar uit Aden om via Marseille naar Hamburg te reizen. Daar leefden ze enkele jaren samen. Rudolph en Emily kregen nog drie kinderen: Antonie (*1868), Said (*1869) en Rosalie (*1870). Helaas verongelukte Rudolph Ruete, net 31 jaar oud, in augustus 1870 in Hamburg. Emily Ruetes avontuurlijke leven nam een nieuwe wending. Ze was 25 jaar jong en weduwe met drie kinderen, in een voor haar nog vreemde Duitse omgeving.
Over het eerste deel van haar turbulente leven schreef prinses Salme in 1886 een voor die tijd onthullend boek: Memoiren einer arabischen Prinzessin. (Een nieuwe Nederlandse editie verscheen enkele jaren geleden onder de titel Herinneringen van een Arabische prinses.) Het was een van de eerste boeken die van binnenuit een blik achter de schermen van het leven in een sultanspaleis gaf, en tegelijkertijd leverde het boek een prachtig psychologisch portret op van Emily’s leven tussen twee werelden. Het boek was direct een commercieel succes. Er verschenen vertalingen in het Engels en Frans. En vijftien jaar geleden verscheen het ultieme boek over Emily Ruete/prinses Salme, een erudiet werk van de Leidse hoogleraar E.J. van Donzel: An Arabian Princess between Two Worlds. Hierin vergelijkt Van Donzel niet alleen de verschillende edities van het werk van de prinses, maar geeft hij tegelijkertijd een fascinerend historisch overzicht van deze hele geschiedenis.
Prinses Salme, Emily Ruete (Hamburg, ca. 1868). Collectie nino/Universiteits- bibliotheek Leiden
Emily’s zoon Said Ruete, die zich later Rudolph Said-Ruete noemde, schreef zelf ook enkele boeken. In 1929 publiceerde hij het levensverhaal van zijn grootvader, Said bin Sultan (1791-1856), Ruler of Oman and Zanzibar, met een voorwoord van generaal-majoor Sir Percy Cox. Voor in het exemplaar van dit boek in de bibliotheek van het Afrika-Studiecentrum in Leiden zit een ex libris van Rudolph Said-Ruete met erboven een opdracht in diens hand- schrift: ‘To Baron F.M. van Asbeck, a token of my esteem and sympathy’. De opdracht is gedateerd: Scheveningen, 7 January 1938. De vraag is natuurlijk wat Said-Ruete naar Scheveningen bracht.
waarom leiden? waarom scheveningen?
Emily Ruete was een vriend van de beroemde Nederlandse oriëntalist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936), een van de eerste westerlingen die ooit Mekka bezocht. Snouck had Emily in 1887 in Berlijn ontmoet en had later ook vriendschap gesloten met haar zoon Rudolph. In 1937 schonk deze de bibliotheek van zijn in 1934 overleden moeder aan .Het Oostersch Instituut van de Rijksuniversiteit Leiden, dat kort daarvoor was opgericht door Snouck Hurgronje.4 De Said-Ruete Collectie is nog altijd intact. In het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (nino) in Leiden staat de bibliotheek in prachtige, hoge houten boekenkasten. Het zijn meer dan negenhonderd boeken, die allemaal hetzelfde ex libris van Said-Ruete dragen als het boek in het Afrika-Studiecentrum.5
jos damen
Ex Libris van Rudolph Said-Ruete. Collectie asc, Leiden
Baron van Asbeck Mijn vermoeden is dat Rudolph Said-Ruete het nieuwe gebouw van Het Oostersch Instituut in Leiden kwam bekijken, waar de familiebibliotheek Said-Ruete inmiddels stond opgesteld. Terwijl Rudolph in januari 1938 in Leiden was (onderweg van Luzern naar zijn adres in Londen), ontmoette hij professor Frederik Mari baron van Asbeck, die aan de Rijksuniversiteit college gaf over internationale betrekkingen. Said-Ruete had jarenlang geprobeerd een rol in het Internationale politieke leven te spelen, waarhij een betrekking bij de in 1919 opgerichte Volkenbond ambieerde (League of Nations, voorganger van de Verenigde Naties). Baron van Asbeck was lid van de Permanente Mandaat Commissie van de Volkenbond sinds 1935,6 kende Snouck Hurgronje en was daarom voor Said-Ruete de ideale persoon om beter te leren kennen. Op 7 januari 1938 heeft Rudolph Said-Ruete blijkbaar baron van Asbeck thuis in de Cornelis Jolstraat 62 in Scheveningen opgezocht. De familie leefde op dat adres van 1933 tot 1943 (zoals Mr. H.J. baron van Asbeck, de zoon van F.M. baron van Asbeck me in maart 2008 vertelde).
In 1947 was Frederik Mari Baron van Asbeck één van de oprichters van het Afrika- Studiecentrum in Leiden. Daarom is het exemplaar van het boek van Said-Ruete, met de vriendelijke opdracht erin, na zijn dood in 1968 ook aan de bibliotheek van het Afrika- Studiecentrum gegeven.
Om zes uur waren we weer bij het hotel en de taxichauffeur wilde eerst nog even voor ik uitstapte weten of ik hem van zijn reuma af kon helpen. Met wat adviezen en mijn email adres reed hij weer weg en wij zijn naar onze hotel kamer gegaan om snel onze laptop te halen om met de kinderen te skypen. Het was weer erg leuk om ze te zien en spreken, nog een weekje en dan zijn we weer thuis.
‘Savonds hebben we weer heerlijk op het strand gegeten met op de achtergrond het geluid van de golven van de Indische oceaan. Het was super romantisch ze hadden het extra gezellig gemaakt voor ons.

  • 09 Juni 2011 - 17:28

    Ma:

    Hallo
    Wat een verhaal over de bevolking daar
    Het is nog niet helemaal door gedrongen
    omdat ik aan het inpakken ben.
    te zijner tijd lees ik het beter.
    Maar geniet nog maar even.
    Liefs Ma v.d.Tuin.

  • 09 Juni 2011 - 20:06

    Mama,:

    Met veel belangstelling heb ik het verslag over Zanzibar gelezen. Heel fijn, dat jullie daar een mooi weekend hebben gehad. Prachtig he daar aan de Indische Oceaan. Liefs en groeten van Papa en Mama Wouda.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Alie

Mijn man Siep Wouda gaat als Patholoog in Tanzania werken en omdat ik 15 jaar als Pathologisch Analist gewerkt heb, vroegen ze of ik het Lab op wilde zetten.

Actief sinds 12 Jan. 2011
Verslag gelezen: 1248
Totaal aantal bezoekers 65437

Voorgaande reizen:

22 Februari 2014 - 07 Maart 2014

India

29 April 2011 - 13 Juni 2011

6 week naar Tanzania werken in een ziekenhuis in M

Landen bezocht: